Vrijstelling overdrachtsbelasting ook geldig voor BV

De Rechtbank van Noord-Holland heeft bepaald dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting ook voor een BV geldt.

In deze zaak kreeg een dochter de aandelen in een vastgoedonderneming van haar vader. Zij hoeft daarover geen overdrachtsbelasting te betalen. De rechter vindt dat de overdracht van de aandelen in de BV ook onder de vrijstelling valt, ook al is dat volgens de letter van de wet alleen weggelegd voor IB-ondernemers.

In deze zaak voor de rechtbank in Haarlem draaide het om een BV die zich bezighield met aankoop, verkoop en verhuur van vastgoed. De directeur-grootaandeelhouder (dga) van de onderneming schonk in 2013 alle aandelen aan zijn dochter. Ten tijde van de bedrijfsoverdracht was de vastgoedportefeuille bijna zes miljoen euro waard. De dochter deed bij haar aangifte overdrachtsbelasting een beroep op de vrijstelling volgens de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Zij kreeg later een naheffingsaanslag van dik driehonderdduizend euro, plus rente. Zij vocht die aanslag aan bij de rechtbank.

Het idee van de vrijstelling is dat de overdrachtsbelasting geen te hoge drempel opwerpt voor ouders die hun onderneming willen overdragen aan hun kinderen. Naar de letter van de wet geldt die vrijstelling echter alleen voor eenmanszaken en andere ondernemers voor de inkomstenbelasting. Niet voor BV’s dus. Maar op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad zou de vrijstelling ook hier kunnen gelden, zo stelde de rechtbank in zijn uitspraak.

Verder wees de rechter op de wetsgeschiedenis. Daaruit bleek onder meer dat het de bedoeling is geweest om het ‘in wezen gelijke ook fiscaal gelijk te behandelen’. In dit geval stelde de rechtbank dat als de BV-structuur er niet was geweest, en de onderneming een eenmanszaak was geweest, de vrijstelling ook van toepassing was geweest. Daarom keurde de rechtbank de vrijstelling goed. De naheffingsaanslag is vernietigd.

Rechtbank Noord-Holland, 26 juni 2017